Bij een conventioneel thermostatisch expansieventiel is er sprake van een vloeistofdoorlaat met een bepaalde weerstand. Afhankelijk van de stand van het ventiel zal er meer of minder vloeistof worden doorgelaten, maar altijd met een weerstand tussen hoge- en lagedrukzijde. Om door deze weerstand (orifice) toch voldoende vloeistofdoorlaat te krijgen is er een minimaal drukverschil vereist tussen hoge- en lagedrukzijde. Bij een te lage condensatiedruk is er onvoldoende drukverschil en zal de verdamperdruk ook lager worden, hetgeen niet gewenst is.
Bij een elektronisch expansieventiel werkt de vloeistofdoorlaat pulserend. Dat wil zeggen dat de klep die de vloeistofdoorlaat regelt een open/dicht functie kent. In geopende stand van het ventiel is de weerstand die de vloeistof ondervind veel lager dan bij een conventioneel expansieventiel. Hierbij kan bij een lagere condensatiedruk toch voldoende vloeistof worden toegelaten in de verdamper.